Bijeenkomst 4: Van aannames naar wetenschap.
Sinds het ontstaan van de filosofie heeft de vrouwelijke sekse nooit kunnen rekenen op veel waardering. Dat begon al in het oude Griekenland. De filosoof Aristoteles introduceerde een theorie waarin vrouwen werden afgeschilderd als domme, inferieure wezens. Aristoteles had grote invloed op de filosofen die na hem kwamen en op het christelijke denken. Daardoor bleven de opvattingen over de vrouwelijke inferioriteit eeuwenlang bestaan. Pas in de 19e eeuw werd door de wetenschap aangetoond dat vrouwen in intellectueel opzicht niet onder deden voor mannen. De vrouwelijke natuur bleek dus ‘anders’ dan eeuwenlang werd aangenomen.